Laten we oerwoud of oerbos definiëren als: oorspronkelijk bos waar de mens zeer weinig tot geen invloed op heeft uitgeoefend. Men spreekt ook wel van maagdelijke bossen.
Op dat maagdelijke valt overigens nogal wat af te dingen. Geleidelijk aan is duidelijk geworden dat bijna alle bosgebieden op aarde ooit enige vorm van menselijk gebruik hebben gekend, en dus in meer of mindere mate zijn beïnvloed. Tot midden in de Amazone zijn op allerlei plekken tekens van vroeger menselijk gebruik en zelfs hier en daar chemische verontreinigingen aangetroffen.
Oerbossen zijn niet alleen te vinden in de tropen, maar ook in delen van het grootste bosgebied op het Noordelijk halfrond: de boreale boszone. Dit is het op een na grootste ecosysteem van de wereld en omvat grote delen van Mongolië, Rusland, Scandinavië en Canada. Daar liggen uitgestrekte, koude en vochtige naaldbossen.
Evenwicht
Een kenmerk van oerbossen is dat al het hout dat de bomen tijdens hun leven vormen, van nature ter plaatse weer wordt afgebroken. De opbouw en afbraak van hout zijn in de oerbossen met elkaar in evenwicht. Voor de groei wordt CO2 uit de lucht opgenomen en zuurstof (O2) aan de atmosfeer afgegeven; de koolstof (C) wordt in het hout vastgelegd. Bij het vergaan van hout komt de CO2 weer in de atmosfeer. Zodoende is er sprake van een min of meer gesloten kringloop. De resultaten van opbouw en afbraak kunnen weliswaar fluctueren in de tijd, maar over langere periode bezien is het min of meer in evenwicht.
Onder bepaalde omstandigheden kan er wel sprake zijn van opstapeling van organisch materiaal. Zo zijn immers ooit steenkool en aardgas gevormd. Het zijn zéér langzaam verlopende processen, alleen te beschrijven op een geologische tijdschaal. Tot op de dag van vandaag wordt in moerasbossen CO2 langdurig opgeslagen door veenvorming. Dat kan uiteindelijk overgaan in steenkoollagen en dergelijke.
Als je het proces van opbouw en afbraak van het hout nader beschouwt, is dat evenwicht ook logisch. Immers, als er méér hout gevormd zou worden dan er wordt afgebroken, zou er almaar meer hout in het bos komen te staan, terwijl dat duidelijk een maximum heeft; bomen groeien niet tot in de hemel ... En als de diktegroei almaar door zou gaan, zou je uiteindelijk niet meer tussen de bomen door kunnen lopen.
Tegelijkertijd geldt: als de afbraak niet in evenwicht is met de opbouw, zou er almaar meer hout op de bosbodem liggen, een eindeloze opstapeling van (nog niet afgebroken) hout; ook dat heeft zijn grenzen.
Het slopen van oerbos is rampzalig voor de mondiale biodiversiteit, de lokale bevolkingen, de klimaatbufferende werking van de bossen en het geeft verlies van opgeslagen koolstof. De helaas nog altijd verdergaande teloorgang van (tropische) oerbossen echter heeft geen effect op het zuurstofgehalte in de atmosfeer.
De meeste zuurstof op aarde wordt geproduceerd door algen in de oceanen. Het zuurstofgehalte in de lucht is geruststellend constant, het verandert nauwelijks in de tijd. In oude ijspakketten vond men luchtbelletjes met ook zo’n 20 procent zuurstof. De toename van het aandeel CO2 en andere broeikasgassen in de atmosfeer (slechts honderdsten van procenten) heeft daar nauwelijks invloed op.
Koolstofopslag
Overigens: de totaliteit van de bossen in Europa nemen al een tijd lang netto koolstof op. Dat komt doordat het bosareaal, na de grote ontbossingen in de Middeleeuwen, in oppervlak toeneemt. Ook nam de afgelopen halve eeuw de houtvoorraad per hectare toe, doordat er gemiddeld minder gekapt werd dan er bijgroeide. Bij het genoemde evenwicht moeten kanttekeningen worden geplaatst. Zo is in delen van het Amazonegebied het evenwicht al enige tijd danig verstoord door ontbossingen, waarbij door verbranding van bos grote hoeveelheden CO2 in de atmosfeer terechtkomen.
Tegelijkertijd vindt er, als gevolg van klimaatverandering, in sommige delen van de wereld, bijvoorbeeld door droogte, een afname van de groei van bomen plaats.
In die gebieden kan er daardoor netto meer afbraak dan opbouw van organisch materiaal plaatsvinden. Door de gemiddeld hogere temperaturen is er in het boreale bos en de noordelijke toendra sprake van een verstoring van de balans tussen opbouw en afbraak van organische stof. Dit leidt tot hoge emissie van CO2.
De conclusie moet dus zijn dat in het oerwoud weliswaar voortdurend zuurstof wordt geproduceerd, maar dat er evenveel zuurstof nodig is voor de continue afbraak van het organisch materiaal.