Skip to main content

Bosbeheer à la carte

Zoals gezegd: een bos kan op veel verschillende manieren worden beheerd, er valt dus veel te kiezen. Dat begint met een keuze voor een doelstelling voor het bosgebied: ligt de nadruk op het voortbrengen van waardevol hout, gaat het vooral om ‘natuur’, of is de schoonheid van het bos, de beleving het voornaamste? In nogal wat bosgebieden is sprake van een ruimtelijke zonering en zijn er verschillen in doelstellingen of accenten van doelstellingen per deelgebied. Zo kan in de buurt van bewoning of anderszins drukbezochte delen de beleving een grotere rol spelen dan in meer afgelegen bossen. Daarnaast werpen bezoekers nog weleens de vraag op waarom er überhaupt in een bos gezaagd wordt, kunnen we het bos niet beter zijn gang laten gaan? Dat kan zeker: bos heeft de mens niet nodig. De mens heeft het bos nodig.

bosles 11 Beleving

Bos is traag

Een bos verandert continue. Toch beleven de meeste bezoekers het bos als statisch: het is er zoals het er is, en het is altijd zo geweest. Alleen de wisseling van de seizoenen wordt beleefd, in de herfst kleuren de bladeren en in het voorjaar is daar het frisse groen. Omdat de meeste andere veranderingen langzaam gaan, vallen ze niet op. Bomen worden ieder jaar iets groter: er komt een jaarring bij en de takken worden wat langer. Omdat alle bomen groter worden en de totale groeiruimte beperkt is, ontstaat er onderlinge concurrentie. In een bos 'strijden' de bomen om ruimte en licht. Die strijd verloopt gestaag, heel geleidelijk en gebeurt vooral hoog in het kronendak van het bos. Daardoor ontgaat dat de meeste bezoekers.

Landschapsarchitect Patrick Ruyzenaars: ‘Bos fascineert, bos spreekt tot de verbeelding en bos is tegelijkertijd vanzelfsprekend. Op ontdekkingstocht tussen de rijzige mystiek van de stammen kun je uren dwalen door het bos. De geur van de bosvloer en de filtering van het licht door het bladerdak geven rust. Als lamellen die langzaam het decor sluiten, nemen de stammen je op in de wereld van het bos. Dat is het mooie van bos, je hoeft er geen mening over te hebben, je ondergaat het’.

                  

De betekenis van bos voor bezoekers

Het bos is bij veel mensen onverminderd populair. In de coronatijd is het bosbezoek zelfs explosief gestegen. Soms is bos vooral decor: voor een villawijk, een camping en sporters zoals mountainbikers. Natuurvorsers kijken daarentegen juist heel gedetailleerd naar de bomen, planten en dieren. Veel hondenbezitters maken er soms meerdere keren per dag hun vaste rondje. Maar de gewone wandelaars, die vooral op vrije dagen naar het bos trekken, vormen de hoofdmoot van de bezoekers. Op mooie herfstdagen staan parkeerplaatsen overvol. Het filelopen op de bospaden doet voor de meeste mensen kennelijk geen afbreuk aan het genoegen in het bos te zijn. Naast het belang van bos voor de houtvoorziening en de bescherming van de biodiversiteit is - maatschappelijk gezien - recreatie de belangrijkste functie van het bos.

De grote populariteit van bos laat zich makkelijk verklaren. Er heerst een aangenaam klimaat, er is veel te zien en het geeft rust. Je kunt er van op aan, het bos is er altijd en er verandert in de ogen van veel mensen niets of weinig. Onverwachte zaagwerkzaamheden kunnen wel lelijk roet in het eten gooien. Met name het maken van verjongingsplekken kan de beleving van het vertrouwde boslandschap voor de vaste bezoeker danig verstoren. Steeds meer beheerders kondigen daarom door middel van tekstbordjes in het bos het zaagwerk van te voren aan, en dat blijkt de ‘pijn’ behoorlijk te verzachten. Als de (vaste) bosbezoeker van de schrik bekomen is, wordt de tijdelijke open ruimte – mits zorgvuldig vormgegeven – in het boslandschap veelal gewaardeerd.

                  

Landschapsarchitect Patrick Ruyzenaars: ‘Bos fascineert, bos spreekt tot de verbeelding en bos is tegelijkertijd vanzelfsprekend. Op ontdekkingstocht tussen de rijzige mystiek van de stammen kun je uren dwalen door het bos. De geur van de bosvloer en de filtering van het licht door het bladerdak geven rust. Als lamellen die langzaam het decor sluiten, nemen de stammen je op in de wereld van het bos. Dat is het mooie van bos, je hoeft er geen mening over te hebben, je ondergaat het’.

                  

Wie vindt wat mooi?

Zoveel mensen zoveel zinnen geldt ook voor bos. De voorkeuren voor bepaalde type bos lopen sterk uiteen. De een is gecharmeerd van een kaal, open beukenbos waar je ver onderdoor kunt kijken (zoals het zogenaamd kathedraalbos in Zoniënwoud), een ander vindt een dicht fijnsparren bos het spannendst (‘als ergens feeën en elfjes wonen, dan is het wel in dat donkere bos’). Sommigen vinden alleen ‘dennenbos’ echt bos, ze moeten de geur van hars ruiken. In Nederland is in hun ogen alleen de Veluwe echt bos.

Bomen op een rijtje en strakke dunningspaden verstoren de illusieOordelen zijn dus heel persoonlijk. Toch zijn er – na het bevragen van vele honderden mensen in de loop der tijd – wel wat gemeenschappelijk opvattingen vast te stellen. Veel mensen waarderen afwisseling: naald/loof, open/dicht, oud/jong bos, statige lanen/kleine bospaadjes. Daarnaast bestaat de indruk dat bezoekers – wellicht deels onbewust – de harmonie van een bosbeeld waarderen. Bossen waar lange tijd niet in gewerkt is stralen vaak meer rust uit. Het beeld van de ongereptheid wordt herkend en gewaardeerd.

Bij het bevragen van bezoekers over de beleving van het bos is er één opvallend - bijna collectief - minpunt, namelijk ‘bomen op een rijtje’. Dat is niet onlogisch: mensen beleven (of willen beleven) het bos immers als natuur, en een strak aangelegde beplanting verstoort die verwachting. Ook de sporen van machines in het bos, rechte dunningspaden en de restanten van zaagwerk Restanten zaagwerk: dikke stukken afgezaagd hout; zaagrestanten verstoren het ‘natuurlijke’ bosbeeld. verstoren de beleving van natuurlijkheid en ongereptheid van bezoekers.

Ten aanzien van de waardering door bezoekers voor verschillende bostypen en bosbeelden zijn twee redeneringen te volgen. De ene is: het maakt voor de meeste mensen niet uit wat voor een bos het is, als het maar bos blijft. Deze logica sluit aan bij de stelling: de populariteit van een bosgebied hangt vooral af van de omvang van de parkeerplaats. Ofwel, als ik mijn auto op een veilige plek kwijt kan (en mijn hond los mag lopen) maakt het soort bos niet uit. Zo bezien heeft de beheerder dus alle vrijheid om het bos zo in te richten en te behandelen als hem of haar goed dunkt.

Mooi bos maken, of bos mooi maken is niet zo moeilijkEen andere redenering gaat uit van een meer kritische en bewuste (of misschien deels onbewuste) beleving van de bosbezoeker. De beheerder zal in dat geval juist proberen het bos voor de bezoeker aantrekkelijk maken en zich op verschillende plekken in het bos afvragen hoe de bezoeker het bos op die bepaalde plek beleeft. Nog beter: de bosbeheerder vraagt het geregeld aan zijn bezoekers.

Mooi bos maken, of bos mooi maken is niet zo moeilijk. Het gaat bijvoorbeeld om het vrijstellen van markante bomen, het maken en in stand houden van (kleine) open plekken en het creëren van gevarieerde bosbeelden. Ook het ‘van onder open houden van het bos’ direct naast de paden komt de beleving van het bos ten goede, de wandelaar kan dan een stukje van zich af kijken en kijkt niet tegen een dichte groene wand Onder een bos met schaduwboomsoorten is de ondergroei en de vegetatie meestal beperkt. Voor wandelaars (fietsers letten meestal alleen op hun traject) is het aangenaam om vanaf het pad een stukje het bos in te kunnen kijken. Het is daarom nuttig om langs de wegen en paden voor schaduwboomsoorten te kiezen, dan wel te laten staan, waardoor de ondergroei daar beperkt blijft. aan.

bosles 10 Houtoogst

       

Hoeveel kunnen we duurzaam oogsten?

Houtoogst is het feitelijk uit het bos halen van hout. De vraag moet worden gesteld: hoeveel hout kunnen we er uit halen zonder dat dat ten koste gaat van de duurzame instandhouding van het bos en kan dat eindeloos doorgaan?

Hout is een hernieuwbare grondstof. Het hoofdbestanddeel van hout, koolstof, halen de bomen uit de CO2 uit de lucht, en dat is ruimschoots beschikbaar. Zodoende kan met recht gesproken worden van een duurzaam product.

Op het principe ‘niet meer oogsten dan er bijgroeit’ valt wel wat af te dingenSterker: het begrip duurzaam is een paar eeuwen terug door Franse bestuurders zie: https://fr.wikipedia.org/wiki/Ordonnance_de_Brunoy bedacht als antwoord op de roofbouw en bosverwoesting die overal in Europa plaatsvond. Duurzaamheid is sindsdien een kernbegrip in het bosbeheer: het bos en daarmee zijn productievermogen namelijk zodanig in tact laten dat er duurzaam hout kan worden geoogst. Een basisprincipe van het bosbeheer luidt daarom ‘oogst niet meer dan de bijgroei’. Vanuit een context van bosbescherming is dat een begrijpelijk principe, maar hier is een nuancering op zijn plaats.

Gemiddeld groeit er in Nederland jaarlijks op iedere hectare bos ongeveer 7m3 hout bij, we noemen dat de aanwas. Er wordt geregeld hout uit onze bossen geoogst, maar al decennia aanzienlijk minder dan er bijgroeit. Er staat daardoor nu veel meer hout in het bos (gemiddeld 245 m3 per ha) dan bijvoorbeeld vijftig jaar geleden (gemiddeld 150 m3 per ha). En zolang we minder blijven oogsten dan er bijgroeit zal de ‘staande houtvoorraad’ zoals dat heet, verder toenemen.

Op de vraag wat een optimale voorraad is valt geen eenduidig antwoord te geven, het hangt af van de doelstelling Vanuit de natuuroptiek is een wat lagere voorraad soms gewenst: bos met een open structuur (en dus lage houtvoorraad) geeft over het algemeen een hogere biodiversiteit. Ook vanuit financieel oogmerk is een hoge voorraad lang niet altijd gunstig, het ‘kapitaal’ kan dan flink oplopen en het financiële rendement achterblijven. Dan kan het tijd worden voor een alternatieve bestemming van het kapitaal en dus de houtvoorraad te verzilveren. van het bos. Feit is dat een structurelere verlaging van de houtvoorraad alleen te bereiken is door tenminste een langere periode méér te oogsten dan de bijgroei. En dat brengt de instandhouding van ons bos natuurlijk geenszins in gevaar. Integendeel, het kan zowel ecologisch als visueel een verrijking van het bos opleveren.

       

De effecten van houtoogst

Naast CO2 gebruiken de bomen voor de vorming van hout ook water en mineralen uit de bodem. Veel van die mineralen komen via het blad, afgevallen takken en de zaden e.d. weer vanzelf terug als humus in de bodem, een klein deel wordt echter met het hout afgevoerd uit het bos. Je zou kunnen spreken van een klein lek in de kringloop. Op kleigronden en de rijkere zandgronden met leem komen voldoende voedingsstoffen beschikbaar uit zogenoemde primaire verwering van het bodemmateriaal. Op arme zandgrond kan mogelijk op termijn door de houtafvoer van bepaalde mineralen een tekort ontstaan. De afvoer van tak- en tophout (waarin het aandeel mineralen gemiddeld hoger is dan in het stamhout) voor gebruik in energiecentrales wordt om die reden op de arme groeiplaatsen afgeraden (nog los van de CO 2 -discussie, zie Zeven vragen over BOS en KLIMAAT, vraag 6).

       

Machines in het bos

Ging het omzagen van bomen vroeger met de motorzaag, al geruime tijd worden bij de houtoogst grote machines ingezet. Het vellen en onttakken van de bomen gebeurt door een oogstmachine, harvesters of processors genaamd. Met een grote klauw aan een beweegbare arm wordt de boom vastgepakt en omgezaagd, de machinist kan de boom daarna laten vallen waar hij wil (en dus zo min mogelijk andere bomen en de ondergroei beschadigen) en in no time wordt de stam van zijn takken ontdaan en in stukken gezaagd. Het uitslepen van het hout gebeurde vroeger met paarden. Tegenwoordig wordt er een zogenaamde uitrijwagen of forwarder ingezet. Die laadt de stamstukken op welke de harvester langs het dunningspad heeft gelegd en brengt ze naar een stapelplaats.

Bodemverdichting door machines is een punt van zorgMet name de machinale velling betekent een enorme tijdbesparing en verlichting van de zware bosarbeid. Hoewel het bos er na de houtoogst vaak rommelig en gehavend uit ziet, hoeft - als het werk met beleid en aandacht gebeurt - geen blijvende schade aan het bos op te leveren. Meestal is na enkele jaren later van de ingreep niet veel meer te zien. De zware machines kunnen wel lang blijvende schade aan de bosbodem aanrichten; met name de bodemverdichting is in vakkringen een punt van zorg. Door o.a. het gebruik van rupsbanden en vaste dunningspaden de route waarover het hout uit de bospercelen gereden wordt, niet kris kras maar bij iedere dunning over het zelfde pad probeert men de negatieve effecten op de bosbodem te beperken. De sterkste bodemverdichting en ‘insporing’ door de machines vindt plaats als de bosbodem nat is. Veel beheerders leggen bij slechte weersomstandigheden daarom het werk stil.

bosles 9 Houtproductie

        

De hoeveelheid

Bomen groeien. Een bos produceert dus vanzelf hout, of je er nu in kapt of niet. Die houtbijgroei is te benutten door simpelweg zo nu en dan wat hout uit het bos te halen. De bosbeheerder kan echter ook invloed uitoefenen op die bijgroei door te sturen in de hoeveelheid, de soort en de kwaliteit van het hout.

Jong bos groeit meestal harder dan oud bosHoeveel hout er in een bos groeit hangt allereerst af van de bodem. Op rijke gronden groeit meer hout dan op arme zandgrond. Eiken op zandgrond bijvoorbeeld groeien jaarlijks misschien zo’n 5m3 per ha bij, op de kleigronden van de polders kan dat wel oplopen tot 16m3 of nog meer. Maar ook binnen de zandgronden zoals op de Veluwe of in de Kempen zijn er verschillen in bodemvruchtbaarheid, er zijn arme en minder arme zandgronden.
Aan de bodemkwaliteit kan de beheerder weinig veranderen, wel aan de leeftijd van het bos. En die leeftijd maakt nogal wat uit voor de groei: jong bos groeit meestal harder dan oud bos. Een beheerder zal – als houtproductie een van de doelen is – op enig moment oud bos willen inruilen voor jong bos en zo de productie weer op peil brengen.

        

Boomsoorten

Ook tussen de boomsoorten zijn er aanzienlijke verschillen in groeisnelheid. Eik bijvoorbeeld is een notoir trage groeier, maar kan uiteindelijk wel waardevol hout opleveren. Ook de grove den is niet zo’n snelle groeier. De dennen waren destijds heel geschikt als pionier op de open heidevelden. Waar de grond er geschikt voor is, groeien lariks en douglasspar ruwweg tweemaal zo snel als grove den. Omdat bovendien de prijs die houthandelaren betalen voor lariks- en douglashout al langere tijd bijna het dubbele is van de prijs van grove den, ligt bij een productiedoelstelling de keuze voor deze soorten voor de hand. Op de rijke, vochtige gronden groeien populieren en wilgen sneller dan bijvoorbeeld essen en eiken. De keuze voor een bepaalde boomsoort maakt dus nogal wat uit voor de productie.

        

Houtkwaliteit en waarde

Ook de houtkwaliteit en daarmee de waarde van het hout dat staat te groeien is te beïnvloeden. Het betere naaldhout Het betere naaldhout is dik, recht en niet te zwaar betakt. wordt vooral als constructiehout gebruikt: planken en balken. Naaldhout van mindere kwaliteit - dun, krom en noestig - gaat naar de vezelindustrie voor spaanplaat e.d. Van het betere loofhout Loofhout is pas geschikt als meubelhout als het gaaf is, geen noesten bevat en bij voorkeur regelmatig is gegroeid. Zware eikenstammen worden nogal eens als balken gebruikt, dan is de noestigheid minder een bezwaar. worden meubels gemaakt. Meubelhout moet vooral noestvrij zijn. Het mindere loofhout gaat ook naar de vezelindustrie en kan altijd als brandhout worden verkocht.

Bij het uitdunnen in bossen met een productiefunctie gaat de bosbeheerder selecteren op kwaliteit: de betere bomen blijven staan en krijgen meer groeiruimte. De Een toekomstboom eik met houtwaardetoekomstbomen zijn daar dus de bomen met toekomstige houtwaarde. Bomen die potentieel een hoge houtkwaliteit hebben, worden door sommige beheerders opgesnoeid, Het nut (of eigenlijk het rendement) van het opsnoeien van bomen blijft ongewis. Het is immers de vraag of de investering van de snoeikosten na enkele decennia van groei zich voldoende laat betalen in een hogere verkoopprijs van het hout. Ook de hoogte van de rente die daarbij berekend wordt is een onzekere factor. Bij de snelgroeiende douglas en lariks, en de hoge prijs die voor het noestvrije hout betaald wordt, lijken de perspectieven gunstig dat wil zeggen dat zij in het onderste deel van hun stam van hun (dode) takken worden ontdaan. Als dat gebeurt op een moment dat de stam nog dun is, kan er daarna een waardevolle, noestvrije houtmantel omheen groeien.

Samengevat: als houtproductie (mede) het doel is zal de beheerder:

  • zorgen voor productieve boomsoorten
  • bij de dunningen de bomen met houtpotenties bevoordelen
  • eventueel toekomstbomen tijdig opsnoeien
  • het bos niet te oud laten worden en dus tijdig verjongen.

bosles 8 Biodiversiteit

    

Variatie in planten en dieren

Vanuit de natuuroptiek is het bos rijker naarmate er meer verschillende dieren en planten in voorkomen. Je zou kunnen zeggen: hoe langer de lijst van soorten, Het gaat om karakteristieke soorten, planten- en diersoorten die horen bij de groeiplaats. hoe waardevoller het bos. We spreken dan van een hoge biodiversiteit. Het gaat niet alleen om het aantal soorten, het gaat om de kwaliteit van het ecosysteem als geheel, de soorten met hun onderlinge relaties en de wisselwerking met de abiotische factoren zoals bodem, water en klimaat en dergelijke Aan zeldzame soorten wordt vanzelfsprekend nog meer waarde gehecht. Soorten als de schuwe boommarter, het zeldzame vliegend hert (een grote kever) en bosplanten als dalkruid en salomonszegel maken de soortenlijst van een bos op de zandgronden interessanter. Bij de fauna zijn het de vele insectensoorten die de lijst flink vullen. Bij de flora van het bos dragen vooral de vele soorten mossen en korstmossen bij aan de soortenrijkdom. Een hoge biodiversiteit betekent ook veel interacties tussen de soorten. Zo leven bijvoorbeeld op dood hout van sparren bepaalde paddenstoelen, die onmisbaar voedsel vormen voor specifieke kever-soorten, die op hun beurt prooidier zijn voor vogels of zoogdieren.

         

Inschatten natuurkwaliteit

Om snel een indruk te krijgen van de natuurkwaliteit van een bos of bosperceel is het handig om naar drie aspecten te kijken: de boom- en struiksoorten, de bosstructuur en het dode hout.

Voldoende variatie in bosstructuur? Maak vier denkbeeldige foto’s Voor de samenstelling van de boom- en struiklaag geldt: hoe meer gemengd, hoe beter en, als van de bomen en struiken een flink aandeel inheems is, is ook dat in ecologische zin gunstig. Daarnaast is er de variatie in bosstructuur, de ruimtelijke opbouw van het bos. Zijn er dichte en meer open delen? Dikke en dunne bomen met hun levende takken op verschillende hoogtes? Delen met een onderlaag van struiken of jonge bomen en delen waar het opener is onder het kronendak? Een handige manier om snel een beeld te krijgen van de variatie in de bosstructuur is op een willekeurige plek vier (denkbeeldige) foto’s te maken in verschillende richtingen.  Als dat vier verschillende beelden oplevert, dan zit het wel goed met de ruimtelijke variatie.
Ten slotte is er het dode hout. Staand dood hout is deels voedingsbron voor andere organismen dan rottend liggend dood hout. Als er van beide voldoende is levert dat een forse bijdrage aan de ecologische waarde: meer dan veertig procent Onderzoek in oude bossen met een gevarieerde samenstelling levert deze kennis; insectensoorten vormen natuurlijk een groot deel van de lijst. van alle soorten bosdieren is afhankelijk van dood hout!

         

Gemengd, structuurrijk bos

Een bosbeheerder heeft de ecologische rijkdom deels in de hand door geschikte leefruimte voor bepaalde planten en dieren te creëren, dan wel te laten ontstaan en in stand te houden. Het creëren van dergelijke biotopen is vaak voldoende: vroeg of laat vestigen de betreffende dier- en plantensoorten zich meestal vanzelf. Een bos van verschillende boom- en struiksoorten met een gevarieerde ruimtelijke structuur (afwisseling van hoog en laag / dicht en open) en een behoorlijke hoeveelheid dood hout levert vrijwel zeker een rijkere flora en fauna op.

Gemengd structuurrijk bosNaarmate een bos ouder wordt neemt de variatie in biotopen in veel gevallen vanzelf toe. In oude bomen, zeker loofbomen, ontstaan in de loop der tijd vaak holtes op plekken van afgebroken takken en dergelijke. Die holtes worden gebruikt door allerlei soorten dieren, van boommarters en vleermuizen tot vogels en bijen. Sommige soorten korstmossen hebben een lange tijd nodig om zich te vestigen en ontwikkelen, en dat lukt alleen maar op oude bomen. Oud bos is daardoor meestal ecologisch rijker dan jong bos (tenzij het oude bos over een groot oppervlak heel dichte stand van bomen heeft en daardoor weinig variatie in structuur). Daarnaast vormen open plekken in bossen en geleidelijke overgangen van bosranden met struwelen rijke biotopen.

Van de drie componenten die de natuurkwaliteit van een bos vooral bepalen – de boom- en struiksoorten, de bosstructuur en het dode hout – kan een beheerder er twee relatief snel realiseren: variatie in bosstructuur Aanvankelijk meenden men dat ‘niets doen’ de beste optie was om de natuurwaarde van bossen te versterken. Veel beheerders zijn daar inmiddels van terug gekomen en werken gericht aan meer variatie bijvoorbeeld door gevarieerd te dunnen en open plekken te maken. en het dode hout.

Een hoge biodiversiteit gaat samen met waardevol houtHet bos hier en daar wat open kappen en andere delen juist dicht laten levert al snel  variatie in bosstructuur op. Ook het ringen of het omtrekken van bomen en het in het bos laten staan/laten liggen van bomen die vanzelf zijn dood gegaan, heeft binnen een paar jaar effect op de biodiversiteit. Het veranderen van de boom- en struiksoorten is minder makkelijk en vraagt om een lange weg: bepaalde boomsoorten wegnemen kan wel snel, maar het duurt weer lang voordat het bos met de meer gewenste boomsoorten ‘volwassen’ is. In die zin is bos traag.

Dat ingrijpen in het bos ten behoeve van de biodiversiteit laat zich goed combineren met de teelt van waardevol hout, we spreken dan van geïntegreerd bosbeheer, waarbij natuurwaarde en houtproductie samen gaan. Het doel is dan een ecologisch rijk bos te maken en er zo nu en dan waardevolle stammen uit te oogsten. Er valt natuurlijk ook voor te kiezen om wel te werken aan een hoge biodiversiteit, en het hout van de te vellen bomen niet te oogsten, maar te laten liggen. Dat is bijvoorbeeld een tijd lang in het Amsterdamse bos gedaan: sturen in de bossamenstelling en structuur door bomen te vellen en in het bos te laten liggen.

         

Exoten

In de loop der eeuwen zijn er veel boomsoorten naar West-Europa gehaald, deels voor verfraaiing van tuinen en parken, maar ook soorten voor de hout-productie. Voor onze Opdringerige verjonging van Hemlockspar, meestal lokaalbossen is vooral gezocht naar soorten die op de arme zandgronden zoals de Veluwe en de Kempen meer produceren dan de grove den en de langzaam groeiende eik. Voor ons Atlantisch klimaat is o.a. de westkust van Noord-Amerika een interessante bron. De douglasspar komt daar vandaan en bleek een topper voor de niet al te arme zandgronden. Ook de Japanse lariks groeit hier goed en levert waardevol hout. Met een paar geïmporteerde soorten zijn bosbeheerders minder blij, zoals de Amerikaanse vogelkers en de Amerikaanse eik, ze kunnen woekeren De last die de bosbeheerder heeft van exoten verschilt soms per regio. In Noord Brabant zijn bosgebieden waar de Amerikaanse eik een bijna niet meer te stuiten dominantie heeft. Op de Veluwe geven deze bomen veel minder problemen: daar houden o.a. de edelherten de soort in toom. en zijn lastig terug te dringen. Loofbomen lopen na afzagen weer uit vanuit de stobbe, naaldbomen lopen niet meer uit.

Over het algemeen geldt: inlandse soorten leveren een grotere bijdrage aan de de biodiversiteit dan geïmporteerde soorten. Zo zijn de inlandse eiken voedselbron voor honderden insectensoorten (en zij op hun beurt voor vogels) en leven er op de Amerikaanse eiken hier maar een handje vol. zie Wageningenschuur.nl Uit ecologisch oogpunt zijn er feitelijk twee bezwaren tegen de exoten. Allereerst: waar exoten staan is geen ruimte voor inheemse bos (en daar is al zo weinig van in Nederland en Vlaanderen) Daarnaast breiden sommige soorten zich nogal makkelijk uit. De douglas en de snelgroeiende lariks geven soms massaal natuurlijke verjonging en overgroeien dan veelal de inheemse soorten. In bossen waar natuur een belangrijke functie is worden de exoten vaak verwijderd.

Meer artikelen …