Nederlands Bosbouw Tijdschrift, oktober 2003
Soms veranderen dingen. Het bekende adagium “Früh, oft und mäßig” gold traditioneel als devies voor de aanpak van dunningen. Voortschrijdend inzicht, andere doelstellingen en een stabieler bos vormen inmiddels aanleiding voor een tegengesteld advies.
Sinds in 1982 gestart is met de cursussen Hoogdunning is het snel gegaan met verbreiding van het inzicht dat ingrijpen in de jeugdfase van het bos niet alleen weinig zinvol is, maar voor de houtkwaliteit meestal zelfs negatief uitwerkt. Het dicht houden van het jonge bos bevordert de takafstoting en het bespaart een hoop (onaantrekkelijk) werk en kosten. Het Ministerie trok fluks de subsidie op ‘onrendabele dunning’ in. Spät dus, ja, feitelijk zo laat mogelijk de eerste dunning.
Om de onrendabele dunningen te vermijden werd destijds de aanplant van slechts 2500 stuks per ha aangeraden en ook als maximum aantal gesubsidieerd. Dat was een slecht idee. Op verschillende plaatsen zijn deze wijd geplante opstanden te vinden, de stamkwaliteit is ronduit belabberd, vaak is er geen goede boom te vinden. Om rechte en takvrije stammen te krijgen is nu eenmaal een hoog stamtal nodig.
Als na het bereiken van het omslagpunt de dunning zich beperkt tot het vrijstellen van een beperkt aantal toekomstbomen, blijft het stormrisico in deze labiele fase van het bos beperkt.
‘Oft und mäßig’ ofwel ‘vaak en matig’ hebben alles met elkaar te maken. Ze gaan over de frequentie van de dunningen en de daarbij horende sterkte van de ingreep. Vaak en voorzichtig dunnen was dus het devies. Naast de zorg voor een regelmatige jaarringopbouw en het op peil houden van de (volume-)aanwas, was het de vroegere bosbouwers vooral te doen om het beperken van het stormrisico.
Regelmatige jaarringen zijn in ons wisselend klimaat sowieso slecht te realiseren. Ook over de volumeaanwas zullen weinig beheerders zich zorgen maken, zeker in de wetenschap dat het met de aanwas van kwaliteitsstammen best goed komt als men werkt met toekomstbomen.
Nee, waar we nu vooral wat anders tegen aan kijken is het stormrisico. Bij de meeste beheerders is terecht de angst voor het omwaaien van bos behoorlijk geluwd. Niet alleen worden door hun gevarieerde opbouw de bossen steeds minder stormgevoelig, het omwaaien van wat bomen wordt steeds minder als een probleem ervaren en soms zelfs toegejuicht. Als het om dood hout gaat liever omwaaien dan gemechaniseerd duw- of trekwerk.
Er zitten een paar belangrijke voordelen aan sterker en dus ook minder vaak dunnen. Een hoger oogstvolume geeft meestal een hogere prijs. Het is efficiënter: kosten voor organisatie, publieksvoorlichting, meetwerk, herstel boswegen e.d. worden minder frequent gemaakt. Vanuit de natuur en de natuurbeleving is er minder vaak verstoring, het bos kan beter tot rust komen. Het geconcentreerd werken in werkblokken versterkt deze effecten nog.
Dun dus ‘nicht so oft’, maar vooral niet soft.